[Naijveren]
NAIJVEREN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. na en ijveren: ik ijverde na, heb nageijverd. Met alle moeite streven, om iemand, in eene zaak, op zij te komen: om uwen arbeit na te ijveren. Vond. Om u haar' zeden naa te doen ijvren. Hooft. Oneig.: tin en loot, waarvan 't eerste het zilver in gedaante en glans komt na te ijveren. Bogaart. Eenigen spellen naarijver, naarijveren. Vond. volgt ook wel die spelling: doch prijsselijck naerijvertze de hant. De eerste spelling is de ware. Van hier naijveraar.