Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O
(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 164]
| |
dat, in plaats van tot verrotting overgegaan te zijn, eene vaste hardigheid heeft aangenomen, dergelijke, somtijds, in de heete zandwoestijnen van Afrika gevonden worden. Een stuk van zulk een ligchaam draagt ook dien naam. Eenigen leiden het woord van αμωμον af, dat de naam van een welriekend gewas is, hetwelk men tot balsemen gebruikte. Anderen van het arab. muma, was. De echte mumien zijn, zeker, uit Egypte oorsprongelijk. In het koptisch is mum aardpek, jodenlijm. |
|