Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Moskovie] MOSKOVIE, z.n., o., zonder meerv. Het rijk van den grooten Czaar. Van hier moskoviet, moskoviter, moskovisch: moskovische matten. Zamenstell.: moskovischvarer, (moskovischvaarder) een schip, dat op Moskovie vaart. Vorige Volgende