[Mortel]
MORTEL, z.n. m., des mortels, of van den mortel; het meerv. is niet in gebruik. Zekere kalk, die met klein gestootene of gemalene steenen, ook met grof zand vermengd is: die nogh gheen moortel maken kan, wilt metzelen. De Brune. Voords gruis van steen. Van hier de spreekwijs: te mortel slaan. Eer hij u uit den troon, den allerhoogsten trans van eere nederklincke aan gruis en stof te mortel. Vond. Van hier mortelig, kruimelig. Zamenstell.: mortelbak. Met morzel verwant. Bij Kil. morter, fr. mortier, eng. mortar, lat. mortarium.