[Moolik]
MOOLIK, (moolijk, mooluk, bij Vond. ook moloch, molock, molik, moluk), z.n., m., des mooliks, of van den moolik; meerv. moolikken. Een schrikbeeld, eene schuuw, waarmede men vogels bang maakt: een moloch voor de veugelen. Vond. Een molock houd de kors voor musschen onbedorven. Vond. Den molik kendese op een trip. Vond. En 't sijn maar molicken, gevult met kaf en wijnt. J. Coster. De afleiding is onzeker. Het