Nederduitsch taalkundig woordenboek. M, N. O(1804-1806)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 106] [p. 106] [Misgreep] MISGREEP, z.n., vr., der, of van de misgreep; meerv. misgrepen. Mistasting: wie zijne misgreep ziet. Vond. Vorige Volgende