[Mevrouw]
MEVROUW, z.n., vr., der, of van de mevrouw; meerv. mevrouwen. Titel eener aanzienelijke getrouwde vrouw: mevrouw de prinses. In de zamenleving noemt men dus de vrouwen van Overheden, Hoogleeraars, Krijgsbevelhebbers, enz. Uit mijn en vrouw.