[Medegezel]
MEDEGEZEL (medgezel), z.n., m., des medegezels, of van den medegezel; meerv. medegezellen. Die met anderen in gelijk gezelschap, of in gelijke omstandigheden, verkeert. Van mede en gezel. Vrouwl. medegezellin, (medgezellin). Zamengest.: medegezelschap.