[Maatschappij]
MAATSCHAPPIJ, z.n., vr., der, of van de maatschappij; meerv. maatschappijen. Genootschap, gezelschappelijke vereeniging ter bereiking van een en hetzelfde einde: de bataafsche Maatschappij van taal- en dichtkunde - de Maatschappij tot nut van het algemeen - de oostindische maatschappij - de burgerlijke maatschappij, de menschelijke maatschappij, de zamenleving. Maatschappij is voor maatschap, van maat, gezel, en den uitgang schap, schappij. Van hier maatschappen (sociare) bij A. v.d. Goes - maatschappijelijk, waarvoor maatschappelijk meer in gebruik is.