Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 786]
| |
den luipaard; meerv. luipaarden. Een wreed en grimmig dier, dat onder het kattengeslacht behoort, gevlekt en bont van vel: hij bootst den luipert na. Poot. Van het lat. leopardus |
|