[Lorrendraaijen]
LORRENDRAAIJEN, onz. w., gelijkvl. Ik lorrendraaide, heb gelorrendraaid. Dit woord wordt gebruikt, in den zin van sluikhandel drijven. Gemeenelijk bezigt men het voor draaijen, met draaijerijen omgaan, misleiden, bedriegen: gij moet er niet onder lorrendraaijen. Hij lorrendraaijt. Oud. Van hier lorrendraaijer, ook een schipper, die 's lands tollen ontduikt - die sluikhandel drijft: ettelijke vrijbuiters aan te neemen, die den toevoer naa 's vijands landen te beletten hadden, en de lorrendraaijers (zoo noemde men de geenen, die ter sluik ijet derwaarts braghten) aan te haalen. Hooft. Een schip, dat, op vreemde kusten, sluikhandel drijft, heeft ook dien naam. Voords, een, die zich voor soldaat laat monsteren, zonder in dienst te zijn. Hij is een lorrendraaijer, een bedrieger. Van hier lorrendraaijerij. J.G. Haas leidt dit lor, lorren, in lorrendraaijen, van loer, loeren, af.