Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 767]
| |
den van ons Vaderland heeft het den zin van groot: een lomp paard, dat is een groot paard, dat zelfs fraai van leest kan zijn. Onbeschoft: van dien lompen karel verwacht men zulks. Slecht, moeijelijk: een lomp geval. In de dagelijksche taal, gebruikt men het, om eene verachtelijke gesteldheid aanteduiden: hij is een lompe hond, enz. Van hier lomperd, lompheid, lompigheid, lompelijk: op de krachten zijns lichaams lompelijk fors. Hooft. Het behoort tot den wortel van klomp. |
|