Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 763] [p. 763] [Loeven] LOEVEN, onz. w., gelijkvl. Ik loefde, heb geloefd. Zeemanswoord. Tegen den wind inkrimpen. Zie loef. Vorige Volgende