Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 760]
| |
lochend. Sterk ontkennen: iets lochenen. Het tegendeel van iets aanduiden, miskennen: mids de uitwendighe gedaante haar innerlijke leelijkheit niet looghende. Hooft. Van hier lochenaar, lochenbaar, lochening. Zamenst.: godlochenaar. Van logen. |
|