[Link]
LINK, bijv. naamw. en bijw. Slinker, in tegenstelling van regter. De linke hand. Het gebruik wil, thands, dat men linker zegge, en het met het volgende woord verbinde: de linkerhand. Het linkerbeen. De linkervoet. Van hier linker, linkerd, een fijne gast, die zijne linkerhand zoo goed als de regterhand kan gebruiken, linkernij, bij Brune voorkomende, in den zin van sijn bedrog
Dit woord heeft, door onderscheidene tongvallen, onderscheidene veranderingen ondergaan. Hoogd. link, bij eenige zwab. Dichters lingg, Stryk. lenk, neders. lunk, deen. ling. Anderen stooten de neusletter weg, en spreken locht. Eenigen veranderen de keelletter in eene lipletter, als de Engelschen left, in eenige oorden van ons land lefter, lat. laevus, gr. λαφος. In den Elsas verwerpt men keel- en lipletter, sprekende lätz, letz, zw. lätta.