[Likken]
LIKKEN, bedr. w., gelijkvl. Ik likte, heb gelikt. Met een glad ligchaam over iets sterk wrijven, dat het glanzig worde. Van hier likhout, schoenmakers gereedschap, liksteen, welken de vrouwen gebruiken, die het lijnwaad likken, glanzig maken.
Het woord vereenigt het denkbeeld van het vorige lekken met dat van gladdigheid, en behoort, daarom, tevens tot de woorden licht, blikkeren enz.