een lijk gaan. Zamenst.: lijkbegraver, lijkbegraving, lijkbus, lijkdienst, lijkdicht, lijkdrager, lijkgebaar, lijkgenoot, die deel aan de uitvaart heeft, - lijkhof, bij Sels, lijkhuis voor sterfhuis, in Cl. Spieg. - lijkklagt, lijkkleederen, lijkkosten, lijklaken, lijkoffer, lijkpligt, lijkpracht, lijkrede, lijkschulden, lijkstapel, lijkstaatsie, bij Vond. ook lijkrouwstaatsie - lijkstoet, lijktoorts, lijkvuur, lijkzang, enz.