[Lens]
LENS, (lans), z.n., vr., der, of van de lens; meerv. lensen. In de walvischvangst gebruikelijk. Eene ijzeren spiets, welke men den walvisschen tusschen de ribben tot in het ingewand steekt, om dezelve alzoo te dooden: de gekwetste walvisch moet vervolgens met lenssen gedood worden. Zorgdrag. Leg riemen binnen boord, neem lenssen in de hand. Zorgdrag. Van hier lensen.