[Leeman]
LEEMAN, (zamengetrokken uit ledeman) z.n., m., des leemans, of van den leeman; meerv. leemans. Een beeld, dat bewegelijke leden heeft, en, naar des schilders genoegen, in zijnen stand gerigt wordt: ik heb de waarheit niet willen naar mijne hant stellen, gelijk de schilder zijn' leeman. Hoogvliet.