Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 697]
| |
eertijds, hatelijk, onverdraaglijk, afschouwelijk. Het bekende spreekwoord bevestigt dit: een gedwongen eed is God leed. - Ook: het zij uw lief of leed. Thands drukt het uit eene gewaarwording van droefheid, smert, onrust, berouw: het is mij leed. Mijne zonden zijn mij van harten leed. Het doet mij leed. Birons misdrijf doet mij leeder. Hooft. Iets, of iemand, leed hebben, is oul. in gebruik geweest, voor haten: ende alle valschheit had hi leet. M. St. Het rout mij, dat ik u zoo leet oyt heb ghehad. Hooft. Zie verder leid. |
|