Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 691]
| |
van helden, overwinnaars en dichters, den naam van laurier: men kroon dit hooft met eeuwigen laurier. J. de Haes. Van hier het bedr. w. laurieren, met laurier kroonen: gij die mijn hooft lauriert. Rodenb. Dies Themis haar lauriert, Vond. Prijzen, eeren: zoo moet men uw bedrijf laurieren. Poot. Wijl wij laurieren onze tijd. Rodenb. Het deelw. gelaurierd wordt bij Hooft gevonden. Uit het lat. laurus. |
|