Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Lariksboom] LARIKSBOOM, z.n., m., des lariksbooms, of van den lariksboom; meerv. lariksboomen. Eene soort van pijnboom, wiens hout naar het roode zweemt, gevlamd en zeer hard is. Uit het lat. larix, gr. λαριξ. Bij Kil. lerckenboom. Vorige Volgende