Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 676]
| |
dels, met zwart lampers betrokken. Hooft. Als zij (de weduw) noch met lampers omhangen is. De Brune. De gewone uitspraak is tegenwoordig lamfer. Halma is voor het manl. geslacht. In Groningen zegt men de lamfer. Zamenstell.: lamferverhurer, (verhuurder) lamferwerker. Om de doorschijnendheid dezer stof, is het denkelijk, dat het tot lamp, als wortelwoord, behoore: λαμπρος is, bij de Gr., doorschijnend, helder, licht. |
|