voordd. krijselen, knarsen, krijseltanden, (krijzeltanden) knarsetanden. Van krijschen is het naamw, krijsching.
Krijschen, hoogd. kreischen, neders. krischen, krisken, dithmar. kröschen, middeleeuw. cruscire, oudfr. croissir, boh. criceti, gr. ϰριζειν.