Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 599] [p. 599] [Krap] KRAP, z.n., vr., der, of van de krap; zonder meerv. Meekrap, eene plant, waarmede men rood verwt. Vorige Volgende