Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Kortegaard] KORTEGAARD, (elders kortegarde) z.n., vr., der, of van de kortegaard; zonder meerv. Een wachthuis, uit het fr. corps de garde verminkt. Vorige Volgende