Van hier korts, bijw. voor korteling. Voords kortheid, oul. ook in de beteekenis van schaarschheid: dat er overal kortheydt was van cooren. Schriek - kortachtig, kortelijk. Zamenstell.: kortademig, (kortasemig) kortbondig, kortbondigheid, kortbondiglijk, kortborstig, kortborstigheid, kortnagelen, kortom, kortoor, kortooren, werkw., kortvoêr, sterke drank, kortzigt: een wisselbrief, op kortzigt te betalen, - kortzigtig, enz.
Kort, bij Otfrid. churc, churt, Ker. scurc, Notk. churz, hoogd. kurz, ned., deen. en zw. kort, eng. short, oudfr. cors, thands court, ital. curto, lat. curtus, sp. corto, gr. ϰυρτος, wall. skurtu, alban. isskurtar, pers. chord en churd, pool. krotky, hong. kurta. Hoe oud dit woord ook zij, men mag, veilig, deszelfs oorsprong in ons verouderde karen, gr. ϰερειν, snijden, zoeken. Kort is dan, eigenlijk, afgesneden.