thands koeverdak, dat bij Kiliaan voorkomt, is zeker het fr. couvert. Een huis met leijen dekken heet toch, in het fr. couvrir une maison. Van dit koever is, bij Kil., een werkw. koeveren, koevereren, verkrijgen, verwerven. Th. Rodenburgh zingt op de bruiloft van S.J. Sommer: nu Sommer koevert all' de koevering uws lucken. En R. Viss. zegt: als sy wat koevereren, met sparen, of deur goede neeringe. In de gemeenzame verkeering wordt het nog gebruikt, schoon men dan, veelal, keuvereren bezigt: zij waren juist aan het keuvereren, hunne omstandigheden verbeterden, hun tijdelijk goed vermeerderde, toen hun dat ongeluk bejegende. In Groningen zegt men keuveren: zij keuveren aardig aan.