Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 548]
| |
Hetzelfde als knoest. Gemeenelijk wordt dit woord voor vuist, of hand, gebezigd, in den lagen spreektrant: ik zal hem mijne knuisten doen gevoelen. Gij moet er met uwe knuisten afblijven. Brune neemt het oneigenlijk, voor een kort ineengedrongen mensch: het zijn de kortste knuijsten, die de beste vuijsten hebben. Zie knoest. |
|