Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 547] [p. 547] [Knorhaan] KNORHAAN, z.n., m., des knorhaans, of van den knorhaan; meerv. knorhanen. Een zekere eetbare zeevisch, anders zeehaan genoemd. Ook een zekere vogel, anders korhaan. Vorige Volgende