[Kneppel]
KNEPPEL, (knepel) z.n., m., des kneppels, of van den kneppel; meerv. kneppels. Hetzelfde als kluppel, door verwisseling van de lipletters. Met den kneppel dooden. Hooft. Wat Cupido en Venus 't zamen breyde, in 't eijndt de kneppel scheijde. Rodenburgh. Overdr. zegt M.L. Tydw.: den galgenknepel Barrabas. Het werkw. kneppelen gebruikt Hooft: andere werden van de omgeworpe boomen gekneppelt.