Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 523]
| |
kalkklopper, kalkstok. Hij is een regte kloet, een plompaard. Daar zit klei aan den kloet, daar schort iets. Hij slaat overal zijnen kloet in, hij mengt zich in alle zaken. |
|