[Klaroen]
KLAROEN, z.n., vr., der, of van de klaroen; meerv. klaroenen. Een blaasspeeltuig, dat een schel geluid geeft; uit het fr. clairen. En hemelsche klaroen naer onze maght te zetten. Vond. Zamenstell.: kinkklaroen, bloedklaroen, krijgsklaroen: wen 't hoort de krijgsklaroenen steken. Hoogvl.