[Ketelig]
KETELIG, bijv. n. en bijw., keteliger, keteligst. Hetzelfde als kittelig, doch in den oneigenlijken zin alleen gebruikelijk: nu vreesde ik, dat mijne konstfeilen ketelige kenners zouden afschrikken. M.L. Tijdw. Een ketelig kenner is daar iemand, die al te kiesch is, wiens smaak niet ligt voldaan kan worden. In het gemeene leven zegt men: dat is eene ketelige zaak, eene bedenkelijke zaak, die met behoedzaamheid moet behandeld worden. Zoo zegt Hooft: de keetelighste zaaken door 't intoomen van hartstochten met taaije lijdtsaamheit beleidt. Zie ig.