[Kerspel]
KERSPEL, z.n., o. des kerspels, of van het kerspel; meerv. kerspels. Men spreekt dit, in sommige plaatsen, kaspel, karspel uit. Men verstaat, door dit woord, eene wijk, eene gemeente, die in eene en dezelfde kerk gaat; een kerkdorp. Bij Kil. is zijne eerste beteekenis eene vont, waarin kerstenen, dat is kristenen, gedoopt worden; en van hier eene wijk, eene kerkgemeente, een kerkdorp. De uitgang pel oordeelt Kil. uit poel, waarmede hij den naam der doopvont bedoelt, verbasterd te zijn. zoude het, misschien, met het drenthsche woord spil, een kreits, omtrek, te vergelijken zijn? Men kent, in Drenth, geregtsbannen, welke men dingspillen noemt. Kerspel zoude, dan, voor kerstspil zijn.