[Keizerlijk]
KEIZERLIJK, bijv n. en bijw., zonder trappen van vergrooting. Aan den Keizer toebehoorend, in deszelfs waarde gegrond. De keizerlijke Staten. Een keizerlijk Generaal. Als zelfst. naamw., voor de soldaten van het roomsche rijk: de Keizerlijken behielden de overhand. Zie lijk.