Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 468]
| |
Blaffen, als kleine hondjes doen. Fig., snappen, praten. Van hier keffer, ook voor iemand, die met niets beduidende bedenkingen aanvalt en zoekt te vervaren: dat die vermaerde Man, die keffer op mijn zonden, niet eens voor 't licht en treed, enz. J. de Deck. - keffing, keffter. |
|