Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 457]
| |
nen in gebruik. Uit het fr. casaquin, en dit uit het ital. casachina, het verkleinw. van casacca, een rijrok. Het zakelijke deel dezes woords vindt men reeds in het gr. ϰασας en ϰασος, dat, bij Xenofon, Pollux en Hesychius, eene soort van ruig gevoederd kleed aanduidt. Bij Kil. is kajacke, kasacke: een grof graine kasjak. Hooft. |
|