Nederduitsch taalkundig woordenboek. E-H. I-L
(1802-1803)–P. Weiland– Auteursrechtvrij
[pagina 444]
| |
zich kanten, met tegen: ik kant mij daartegen, ik verzet mij tegen die zaak. Het voorddur. w. kantelen is eenen anderen kant boven brengen: eenen balk kantelen; anders kenteren. |
|