[Kamenier]
KAMENIER, z.n., vr., der, of van de kamenier; meerv. kamenieren. Kamerdienares van eene min of meer aanzienelijke vrouw, ook kamenierster, bij Kil. kameriere. Van hier het bedr. werkw. kamenieren, optooijen: zij kameniert zich langer dan een uur. Van kamer.