[Inval]
INVAL, z.n., m., des invals, of van den inval, meerv. invallen. Eene onverwachtte aannadering, met strooping vergezeld: de Turken hebben, eertijds, herhaalde invallen in Hongarije gedaan. Eene invallende gedachte: hij krijgt, somtijds, aardige invallen. Eene plaats, waar men dikwijls komt; zonder meerv.: hier is de zoete inval. Van in en val.