[Inschuld]
INSCHULD, z.n., vr., der, of van de inschuld; meerv. inschulden. Eene geldschuld, welke men invorderen kan: met bevel, om de inschulden in 's koninx handen te leeveren. Hooft. Bij H. de Gr. is inschuld persoonlijk regt, jus personale: Toebehoren... bestaat in behering ende inschuld. Van hier inschuldenaar, door Hooft gebruikt. Van in en schuld.