[Inpalmen]
INPALMEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en palmen: ik palmde in, heb ingepalmd. Allengsjens naar zich halen. Eene lijn - een touw inpalmen. Fig.: eene schuld inpalmen. Het meeste deel van het bewind inpalmen. - Parma, pooghende meer en meer van de stroom in te palmen, enz. Hooft.