[Inkorven]
INKORVEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en korven: ik korfde in, heb ingekorfd. Dit korven is, eigenlijk, in eenen korf doen. Oneigenlijk gebruikte men het voor de maag te vullen. Bij Kil. corbitare, in ventrem immittere, devorare. Hij spert zijn mond op, om dat in te korven. Brune.