[Inknoopen]
INKNOOPEN, bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en knoopen: ik knoopte in, heb ingeknoopt, Door knoopen inbinden. Fig., bedwingen: de ongebondenheid inknoopen. Ernstig aanbevelen; in de dagelijksche taal: ik heb het hem ter dege ingeknoopt.