[Ingetogen]
INGETOGEN, bijv. n. en bijw., ingetogener, ingetogenst. Die zich van alle buitensporigheid onthoudt, zedig. Van hier ingetogenheid. Ingetogen is ook het verl. deelw. van het oude intijgen, intiegen, intrekken: nederlanders, te diep inghetoogen. Hooft.