[Indoopen]
INDOOPEN, (indoppen,) bedr. w., gelijkvl. Van het scheidb. voorz. in en doopen: ik doopte in, heb ingedoopt. In saus instippen. Ik heb mijn brood nog niet ingedoopt. Ook wordt het gebruikt voor in iets anders indompelen. Zoo noemt iemand de hooge kleur van gouden boterbloemen haar indoopsel. Van hier is ook indooping.