[Indoen]
INDOEN, bedr. w., onregelm. Van het scheidb. voorz. in en doen: ik deed in, heb ingedaan. Ergens iets insteken, inbrengen. Ik heb het mes in de scheede gedaan. Oneig., tegenspreken: welke oneerbiedenis, van den Prinse, ingedaan werd, met zeggen, ik heb er een vader aan verlooren. Hooft. Dezelve bezigt het ook voor over-