[Hulp]
HULP, z.n., vr., der, of van de hulp; zonder meerv. De handeling, waarmede iemand of iets helpt. In het bijzonder, de daad, waardoor iemands toestand volkomener wordt; als de herstelling van de gezondheid: ik heb weinig hulp hij dien drank gevonden. Redding uit eene verlegenheid: iemand te hulp komen. Van alle hulp ontbloot zijn. Bijstand: de arbeider riep om hulp. Ik zal u, met Gods hulp, genezen. Met de hulp van eene fakkel ontkwam hij dien duisteren oord. Een helpende persoon; in welken zin het een meerv. aanneemt: ik sal hem eene