[Horde]
HORDE, z.n., vr., der, of van de horde; meerv. horden. Eigenlijk een tatarisch woord, dat, met ons heer, heir, eenen zelfden oorsprong heeft, en gebruikt wordt van een zwervend herderleger van volken, die, hun leven lang, in zulke horden omtrekken:
De wilde Tater, die met groote horden draeft,
Veel duizent mijlen lank met paerdenbloet gelaaft
De Tartaren zijn zeer woest, wreed en oorlogszugtig van aart en doen hunne geburen veel overlast, alsze met gehele legers, die zij horden noemen, door hunne grenzen breken. W.A. Bachiene. In eenen engeren zin beteekent het eenen stam van zulke volkeren, die onder een opperhoofd staan.